De aanvullende belasting op de personenbelasting (APB) wordt gevestigd als een percentage op de inkomstenbelastingen, die geregeld, gevestigd, en ingevoerd worden door de federale overheid. Verder moet deze gemeentelijke aanvullende belasting vastgesteld zijn in een gemeenteraadsbeslissing die uiterlijk op 31 januari van het aanslagjaar in werking kan treden.
Het is gerechtvaardigd een billijke financiële tussenkomst te vragen van de inwoners van de gemeente, gelet op de financiële toestand van de gemeente en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven.
Het is gerechtvaardigd een billijke financiële tussenkomst te vragen van de inwoners van de gemeente, gelet op de financiële toestand van de gemeente en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven. Het verwerven van inkomsten via belastingen is noodzakelijk om de algemene uitgaven van de gemeente te financieren. De inkomsten worden opgenomen in het meerjarenplan 2026-2031.
De Grondwet, in het bijzonder artikelen 41, 162 en 170, §4.
De artikelen 464 tot en met 470bis van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, en latere wijzigingen.
Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.
De belasting wordt vastgesteld op 5,5% van de overeenkomstig artikel 466 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.