Artikel 12 van het Materialendecreet verbiedt om afvalstoffen achter te laten in strijd met de voorschriften van het decreet of zijn uitvoeringsbesluiten. Sluikstorten wordt uitdrukkelijk beschouwd als een milieumisdrijf (zie artikel 16.1.2, 2° van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM)).
Voor het lokaal bestuur zijn er 3 manieren mogelijk om op te treden tegen sluikstorten. Er kan gebruik gemaakt worden van bestuurlijke of strafrechtelijke maatregelen volgens titel XVI van het DABM, of er kan gebruik gemaakt worden van GAS-boetes. Deze worden door het lokaal bestuur aangewend voor de handhaving van kleine vormen van openbare overlast. Daarnaast kan het lokaal bestuur de opruimingskosten verhalen op de sluikstorter via een retributie.
Het lokaal bestuur en de inwoners worden regelmatig geconfronteerd met afvalstoffen die worden achtergelaten op niet-reglementaire wijze.
Het is noodzakelijke dat sluikstort zo vlug mogelijk verwijderd wordt, omdat dit past in een algemeen streven naar een nette en leefbare gemeente.
Het verwijderen en verwerken van deze achtergelaten afvalstoffen vergt extra inspanningen van de diensten van het lokaal bestuur en gaat gepaard met extra kosten.
De kosten voor het opruimen van sluikstort kunnen worden verhaald op degene die het misdrijf heeft begaan. De retributie voor het opruimen van sluikstorten dekt de kost voor het ruimen van het afval, inclusief de kosten voor het ingezette materieel en personeel. Het lokaal bestuur kan de afvalstoffen door eigen personeel laten opruimen of door derden. De retributie kan slechts louter kostendekkend zijn. Daarbij wordt rekening gehouden met:
De retributie kan eventueel gecombineerd worden met een GAS-boete of een bestuurlijke of strafrechtelijke sanctie volgens het milieuhandhavingsdecreet. Vanwege het non bis in idem-beginsel in strafzaken, is het in dat geval uitgesloten dat in de retributie forfaitaire administratieve kosten inbegrepen zijn voor het weghalen en wegbrengen van het gesluikstorte afval. Het non bis in idem-beginsel verzet zich immers niet tegen het bestaan van verschillende sanctioneringsmogelijkheden naast elkaar, maar wel tegen de cumulatieve toepassing van deze sancties voor dezelfde feiten ten aanzien van eenzelfde persoon.
Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, meer bepaald artikel 16.1.2. 2° en 16.6.3 § 2.
Het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Materialendecreet), meer bepaald artikel 12 § 1.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, na wijzigingen.
De omzendbrief KB/ABB 201.912 van 15 februari 2019 omtrent de gemeentefiscaliteit.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA).
Het uniform politiereglement van de politiezone Minos, goedgekeurd op de gemeenteraad van 1 juli 2020.
De gemeenteraad beslist het retributiereglement voor het verwijderen en verwerken van sluikstort als volgt goed te keuren:
Artikel 1
Grondslag retributie en geldigheidstermijn
Vanaf 1 januari 2023 tot en met 31 december 2025 wordt een retributie vastgesteld voor het verwijderen en verwerken van afvalstoffen, achtergelaten op niet-reglementaire wijze.
Artikel 2
Retributieplichtige
De retributie is verschuldigd door de persoon die de afvalstoffen achtergelaten heeft. De persoon die de opdracht of de toelating gaf of de eigenaar van de afvalstoffen is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de retributie. Wat betreft hondenpoep is de begeleider of diegene die voor hem/haar burgerlijk aansprakelijk is, de retributie verschuldigd.
Retributietarief en berekeningswijze
De retributie wordt als volgt berekend en vastgesteld:
Betalingswijze en -termijn
De retributie is verschuldigd na het verstrekken van de dienst en dit op basis van een door het lokaal bestuur toegezonden betalingsverzoek.
De retributie dient betaald te worden via overschrijving op de bankrekening van het lokaal bestuur binnen de dertig dagen na toezending van het betalingsverzoek.
Bij gebrek aan betaling binnen deze termijn, zal het verschuldigde bedrag worden ingevorderd op basis van artikel 177 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 of via een procedure bij de burgerlijke rechtbank.
Het college van burgemeester en schepenen wordt gemandateerd om verdere prijswijzingen door te voeren.