IGEAN dienstverlening werd door het college van burgemeester en schepenen van Wijnegem in zitting van 22 november 2018 aangesteld als ontwerper van het RUP ‘Somtrans’. Het RUP heeft als doel een vernieuwing en uitbreiding van de kantoren van ‘Rederij Somtrans’ op hun huidige bedrijfssite mogelijk te maken.
Het RUP heeft volgende doelstellingen:
Visie
Het RUP heeft tot doel het zonevreemde karakter van de kantoren van ‘Rederij Somtrans’ op te heffen door het perceel te herbestemmen tot een zone voor kantoren (gebiedscategorie ‘ambachtelijke bedrijven en KMO’). Aan deze herbestemming worden concrete inrichtingsvoorschriften gekoppeld die ervoor moeten zorgen dat de ruimtelijke impact van de activiteiten de lokale draagkracht niet overschrijden. Onderstaande concepten vormen de basis:
Efficiënt ruimtegebruik
Het bestaande gebouw dateert van 1995 en voldoet niet meer aan de hedendaagse eisen voor kantoorgebouwen. Bij een vernieuwing van het gebouw is het aangewezen het gebouw te renoveren of te herbouwen op dezelfde locatie. Hierdoor wordt het omliggende groen minimaal verstoord en blijft de impact op de omgeving zo minimaal mogelijk. Om bijkomend ruimtebeslag te beperken dient bij een uitbreiding van het kantoorgebouw vooral in de hoogte gedacht te worden. Hierbij wordt voldoende aandacht besteed aan de harmonie met, en de impact op het aangrenzende appartementsgebouw.
Architecturale kwaliteit
Als vrijstaand gebouw langs het Albertkanaal heeft het kantoorgebouw een sterke visuele impact op de omgeving. Bij een vernieuwing of renovatie van het kantoor dient voldoende aandacht te gaan naar architecturale kwaliteit en duurzaamheid.
Afstemming met nieuwe brug over Albertkanaal
De Vlaamse Waterweg informeerde de gemeente over de ontwerpplannen voor de nieuwe bruggen over het Albertkanaal. Het feit dat de brug zo dicht tegen het gebouw ligt, versterkt de motivatie om geen woonfunctie meer te voorzien. Een kantoorgebouw is meer verenigbaar met de naastgelegen brug. Het bedrijf en de Vlaamse Waterweg kwamen in onderling overleg tot een akkoord over de afstemming tussen beide projecten, waarin onder meer een beperkte grondruil voorzien is. Deze afspraken worden meegenomen in het RUP.
Inrichtingsvoorstel
Om voldoende ruimte te kunnen bieden aan de huidige en toekomstige noden, wordt een nieuw kantoorgebouw gerealiseerd. Om de ruimtelijke impact te beperken en de duurzaamheid te verhogen, wordt geopteerd het nieuwe volume over het bestaande volume te bouwen. Concreet zou het gebouw zo evolueren van een gebouw met 2 bouwlagen (+kelder) naar een gebouw met 5 bouwlagen (+kelder). Het ontwerp voorziet een toename van de vloeroppervlakte tot 2.010m².
Door het bestaande kantoor te behouden en verder uit te bouwen wordt ingezet op kwalitatief en zuinig ruimtegebruik. De voornaamste uitbreiding situeert zich in de hoogte. Hierdoor dient er elders niet meer ruimte ingenomen te worden. Het nieuwe kantoor krijgt een eigentijdse architectuur en kan, omwille van de bouwhoogte van 5 bouwlagen, een nieuwe landmarkering vormen langs het Albertkanaal. Zo worden de kantoren één van de beeldbepalende elementen van de skyline langs het Albertkanaal (in harmonie met o.a. de kanaalsite, gistfabriek, watertoren, brug houtlaan, …). Parking wordt aan de voor- en achterzijde van het gebouw voorzien. Door de nabijheid van de brugpijler, de kanaaldijk en de keuze om het bestaande gebouw te behouden en te integreren, is de optie voor ondergronds parkeren hier niet weerhouden.
Om de inkijk en schaduwwerking te vermijden, worden de 2 bovenste verdiepingen teruggetrokken ten opzichte van de onderliggende verdiepingen. Hierdoor ontstaat er ruim voldoende afstand tussen het nieuwe kantoor en het naastliggende appartementsgebouw en wordt schaduwval vermeden.
Procesverloop
Het planproces voor de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en plan-MER wordt uitgevoerd overeenkomstig de VCRO en het besluit betreffende de integratie van effectbeoordelingen in het planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen. De nodige stappen voor de opmaak van een MER-screeningsnota zijn geïntegreerd in de procedure.
In een eerste fase werd een procesnota en een startnota opgemaakt. De startnota werd voorgelegd aan de bevolking, de besturen en de adviesinstanties. Zij hadden de mogelijkheid opmerkingen en adviezen uit te brengen over de startnota. De startnota werd ook voor advies voorgelegd aan verschillende adviesinstanties.
Op basis van de inspraakreacties en de adviezen van de adviesinstanties werd een scopingnota opgemaakt. De scopingnota bevat dezelfde onderdelen als de startnota, maar is verder uitgewerkt op basis van de uitgebrachte adviezen van de openbare besturen en het resultaat van de publieke raadpleging over de startnota. De startnota evolueert in feite naar een scopingnota. Vervolgens werd het RUP verder uitgewerkt tot een voorontwerp.
Het voorontwerp RUP, met inbegrip van de MER-screening (beoordeling van de milieueffecten), werd voor advies overgemaakt aan de adviesinstanties. Er werd een plenaire vergadering georganiseerd op 30 maart 2022 om vervolgens tot voorliggend ontwerp te komen. Na voorlopige vaststelling door de gemeenteraad zal het voorliggend ontwerp worden onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen.
Noot: Op 23 juli 2021 maakte de Vlaamse Overheid, Departement Omgeving, Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten bekend dat het Team MER had bepaald dat er geen plan-MER opgesteld moet worden voor het RUP "Somtrans".
Artikel 2.2.21, § 1 - Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening: De gemeenteraad stelt het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voorlopig vast. Na de voorlopige vaststelling wordt het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan onmiddellijk opgestuurd naar de deputatie van de provincie waarin de gemeente ligt, naar het departement en naar de Vlaamse regering.
De gemeenteraad beslist het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) "Somtrans", zoals opgemaakt door IGEAN dienstverlening, voorlopig vast te stellen.
Het ontwerp van RUP "Somtrans" wordt overgemaakt aan de deputatie van de provincie, naar het departement en naar de Vlaamse regering (toepassing artikel 2.2.21, § 1. - Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening).
Het college van burgemeester en schepenen onderwerpt het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan samen met het ontwerp van de effectbeoordelingsrapporten aan een openbaar onderzoek dat binnen dertig dagen na de voorlopige vaststelling, vermeld in paragraaf 1, minstens wordt aangekondigd door een bericht in het Belgisch Staatsblad. Die termijn is een termijn van orde. (toepassing artikel 2.2.21., § 2. - Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening).
De plaatsing en het gebruik van camera’s door politiediensten wordt niet langer geregeld via de camerawet van 21 maart 2007. De Wet op het Politieambt legt sinds 25 mei 2018 het kader vast voor de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s door de politiediensten ter ondersteuning van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie. Een politiezone kan bewakingscamera’s plaatsen en gebruiken op zichtbare wijze op het grondgebied dat onder zijn bevoegdheid valt in het kader van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie na principiële toestemming van de gemeenteraad. De korpschef vraagt de toestemming. De aanvraag preciseert het type camera, de doeleinden waarvoor de camera’s zullen worden geïnstalleerd of gebruikt en de voorziene gebruiksmodaliteiten.
Het is in die context dat de korpschef van de politiezone MINOS aan de gemeenteraad vraagt om mobiele camera’s, die in voorkomend geval intelligent zijn, op zichtbare wijze te kunnen gebruiken op het hele grondgebied dat onder zijn bevoegdheid valt.
Het betreft volgende soorten mobiele toepassingen:
Op 25 mei 2018 wijzigde de wet op het politieambt. De plaatsing en het gebruik van camera’s door politiediensten wordt in de wet op het politieambt geregeld en niet meer via de wet van 21 maart 2007. De politiediensten krijgen meer mogelijkheden om mobiele camera’s in te zetten. Bij de uitvoering van haar opdrachten zal de politie mobiele camera’s inzetten om het politiewerk te ondersteunen en haar middelen efficiënter en gerichter in te zetten. De mobiele camera’s zijn een onmisbare schakel in het veiligheidsbeleid wanneer er een verhoogd risico op ordeverstoring is, bij grote volkstoelopen, bij escalatie waarbij een interventieploeg belaagd wordt of dit dreigt te worden of als de openbare veiligheid is bedreigd door calamiteiten en dringend moet worden gehandhaafd. Uit studies blijkt dat het mobiele cameraconcept beantwoordt aan de operationele behoeften. Het gebruik van mobiel cameratoezicht maakt het immers mogelijk om de publieksstromen in real time te observeren (‘crowd control’) om risico’s voor de openbare orde en veiligheid snel te detecteren en er gevat op te reageren, bestuurlijk de vereiste informatie in te winnen, maar ook misdrijven vast te stellen en de daders ervan op te sporen. De camera’s werken ontradend. Het instrument heeft zowel een preventieve als een opsporingswaarde. De politiezone MINOS beoordeelt mobiel cameratoezicht als uitermate waardevol. Het maakt efficiënter werken mogelijk. De nutsfunctie op vlak van veiligheid kan dan ook niet worden betwist.
Door bovengenoemde toepassingen in te zetten wil de politie:
De mobiele camera’s worden gebruikt voor duidelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden in het raam van de opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie zoals omschreven in artikels 14-25 van de wet op het politieambt.
De prioriteiten die werden vastgelegd in het zonaal veiligheidsplan zijn hierbij leidend.
De verzamelde persoonsgegevens betreffen:
De inzet en het gebruik van de mobiele camera’s wordt beperkt tot de duur van een incident of interventie. Het betreft dus steeds niet-permanente opdrachten die tevens in uitvoeringstijd beperkt zijn. Het basisprincipe is dat tijdens een preventieve patrouille niet wordt gefilmd. Het systeem blijft stand-by. Als de dringende noodzaak zich aandient (tijdens evenementen, verhoogd risico op ordeverstoring, belaging, calamiteiten, dreiging ordeverstoring, risicovolle interventie,…), of na een opdracht van een officier van de bestuurlijke politie, wordt de mobiele camera pas in gebruik genomen.
Criminografische cijfers en de veiligheidsindex bevestigen dat er op het grondgebied veiligheidsproblemen bestaan waartegen een camera iets vermag. Fenomenen kunnen voorkomen, vastgesteld of opgespoord worden. De beelden dragen bij aan bewijsvoering en vormen een hulpmiddel bij de objectieve waarneming (klachtenbehandeling). De camera’s verbeteren de heterdaadkracht en kunnen escalatie voorkomen op het terrein. Toezicht kan dankzij camera’s efficiënter en kwaliteitsvoller worden door betere besluitvorming.
De beelden worden lokaal opgenomen op een beveiligde interne drager op het device. De beelden worden na het incident overgezet op een beveiligde server. In voorkomend geval worden beelden bijgevoegd als bewijsmateriaal. De politiediensten mogen de verzamelde gegevens niet meer dan 12 maanden bewaren na de registratie. De toegang tot de gegevens is beperkt tot één maand na de registratie, behalve voor gerechtelijke politie of voor didactische doeleinden. Beelden voor didactische doeleinden worden geanonimiseerd. Elke lees- en schrijfbeweging op de beveiligde server wordt gelogd.
Het camerasysteem functioneert onder de operationele verantwoordelijkheid van de politieambtenaar, bedoeld in de artikelen 7 tot 7/3 van de wet op het politieambt, die waakt over de naleving van de proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginselen. De bediening en het gebruik van de apparatuur gebeurt door bevoegd politiepersoneel. De politieambtenaren zullen voorafgaandelijk een opleiding krijgen en worden aangeduid door de korpschef.
De camera’s worden gebruikt met respect voor de privacy van de bewoners en de bezoekers. Het publiek zal ingelicht worden zoals voorzien in de wet.
Het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden.
De wet op het politieambt van 5 augustus 1992, in het bijzonder artikel 25/4 § 1, 1°.
Artikel 25/3 van de wet op het politieambt voorziet dat de politiediensten in het kader van hun opdrachten bewakingscamera’s die in voorkomend geval intelligent zijn, op zichtbare wijze kunnen gebruiken op het grondgebied van de politiezone.
Artikel 25/4 van de wet op het politieambt bepaalt dat de gemeenteraad voorafgaandelijk een principiële toestemming moet verlenen om de politiediensten bewakingscamera’s te laten gebruiken overeenkomstig artikel 25/3.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, in het bijzonder artikel 2, §2, artikel 286, artikel 287 en artikel 288.
De wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
De verordening nr. 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (AVG).
De richtlijn nr. 2016/680 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (RGS).
De gemeenteraad verleent principiële toestemming aan de politiezone MINOS om gebruik te maken van mobiele camera’s op het grondgebied van de politiezone dat onder haar bevoegdheid valt, in het kader van hun opdrachten.
Het team wonen van IGEAN ondersteunt en begeleidt de gemeenten bij het uitvoeren van hun regisseursrol op het vlak van wonen en bij het uitvoeren van de taken in het kader van de subsidieregeling.
Op 1 januari 2021 werd het het besluit van de Vlaamse regering over lokaal woonbeleid van 16 november 2018 opgenomen in het Boek 2, Deel 2 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021. Dit wettelijk kader bepaalt de opdrachten op vlak van wonen voor de lokale besturen.
De opdrachten kaderen in 3 grote beleidsprioriteiten:
1. zorgen voor een divers en betaalbaar woonaanbod,
2. bewaken van de kwaliteit van het woningpatrimonium en de woonomgeving,
3. informeren, adviseren en begeleiden van inwoners met vragen over wonen.
In het besluit van de Vlaamse regering zijn verplichte en aanvullende opdrachten opgenomen.
Alle gemeenten dienen minimaal de verplichte activiteiten uit te voeren en 2 keer per jaar een lokaal woonoverleg te organiseren. Daarnaast zijn er eveneens aanvullende activiteiten of eigen voorstellen mogelijk.
In het voorjaar van 2019 gaf de gemeenteraad de goedkeuring aan de deelname Interlokale vereniging lokaal woonbeleid, IVLW Midden voor de periode 2020-2025, waarin de mogelijkheid werd gegeven het subsidiedossier na 3 jaar te herzien.
De gemeenteraad keurde het subsidiedossier van IVLW Midden goed en ging akkoord met de uitvoering van de verplichte- en aanvullende activiteiten en eigen voorstellen.
In uitvoering van de statuten treedt IGEAN dienstverlening vanaf 1 januari 2021 voor het realiseren van haar doelstellingen en voor het uitvoeren van haar activiteiten zoveel als mogelijk op als een zelfstandige groepering, waarbij de kosten van een bepaalde activiteit verdeeld worden over diegenen die effectief gebruik maken van de betrokken activiteit. Er wordt hierbij steeds op een kostendekkende basis gewerkt.
Het inwendig reglement van de zelfstandige groepering met de daarbij horende projectfiches en activiteiten werd in het najaar 2021 goedgekeurd door de gemeenteraad.
De projectfiche voor de intergemeentelijke werking lokaal woonbeleid bevat volgende elementen:
Boek 2, Deel 2, Hoofdstuk 5 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 voorziet een herziening van het pakket aanvullende activiteiten, toetreding en uittreding van gemeenten.
Uiterlijk 30 juni 2022 moet de initiatiefnemer (IVLW) een herzieningsaanvraag voor de periode 2023-2025 indienen bij het Agentschap Wonen-Vlaanderen.
Tijdens de stuurgroep op 24 maart 2022 werd de opmaak van de herzieningsaanvraag besproken en bekrachtigd door de leden van de stuurgroep.
De herzieningsaanvraag 2023-2025 dient nu ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de gemeenteraad.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, na wijzigingen.
Het besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 (citeeropschrift: Besluit van de Vlaamse Codex Wonen van 2021).
De Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De statuten van IGEAN.
Het gemeenteraadsbesluit van 24 juni 2019 betreffende de goedkeuring van het subsidiedossier van IVLW midden.
Het gemeenteraadsbesluit van 20 september 2021 betreffende de goedkeuring van het inwendig reglement van de zelfstandige groepering met de intekening op het intergemeentelijk project lokaal woonbeleid.
De gemeenteraad gaat akkoord met de aanvullende activiteiten en eigen voorstellen, opgenomen in het ontwerp voor de herzieningsaanvraag 2023-2025 van IVLW Midden, en keurt het ontwerp goed.
Het retributiereglement betreffende de tarieven van de sportzalen vervalt op 30 juni 2022. Het reglement moet aldus vernieuwd worden.
De financiële toestand van het lokaal bestuur.
De tarieven moeten een billijke vergoeding voor de kostprijs zijn.
De retributie laat toe een deel van de exploitatiekosten te verhalen op de gebruikers.
Het is billijk een differentieel tarief toe te passen naargelang men inwoner van de gemeente is of niet. De reden hiervoor is dat een inwoner reeds via de aanvullende personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing bijdraagt tot de instandhouding van de gemeentelijke sportinfrastructuur.
Het is billijk een differentieel tarief toe te passen naargelang het een erkende of een niet-erkende vereniging betreft. De reden hiervoor is dat een erkenning rechten en plichten met zich mee brengt met betrekking tot de sportieve en culturele uitstraling van de gemeente.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, na wijzigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 21 juni 2021 betreffende de tarieven voor het gebruik van de sportzalen.
Met ingang van 1 juli 2022 tot 30 juni 2025 wordt ten behoeve van het lokaal bestuur Wijnegem een retributie geheven op het gebruik van de sportzalen van het sportcentrum, de turnzalen van de gemeentelijke lagere school en de sporthal van Annuntia.
De tarieven zijn als volgt per uur gebruik:
A | B | C | |
Sporthal gelijkvloers | |||
- volledige zaal | € 16,02 | € 32,04 | € 48,06 |
- halve zaal | € 8,01 | € 16,02 | € 24,03 |
Sporthal 1ste verdieping | |||
- parketzaal | € 8,01 | € 16,02 | € 24,03 |
- mattenzaal | € 8,01 | € 16,02 | € 24,03 |
Turnzaal GLS | € 8,01 | € 16,02 | € 24,03 |
Zaal Annuntia | € 16,02 | € 32,04 | € 48,06 |
waarbij de gebruikerscategorieën als volgt worden omschreven:
A: erkende Wijnegemse verenigingen
B: niet-erkende Wijnegemse verenigingen en particulieren van Wijnegem die geen winst nastreven
C: andere verenigingen, bedrijven en/of particulieren van buiten Wijnegem of die winst nastreven.
Indien het een activiteit betreft voor personen met een beperking, voor jongeren tot en met 18 jaar of voor 60-plussers behorende tot de gebruikerscategorie A of B, geldt een korting van 50%.
Worden in dit reglement aanzien als personen met een beperking: personen met een erkende invaliditeit van 66%.
De gemeenteraad beslist om de vaststelling van tariefwijzigingen en de bepaling van de wijze van inning te delegeren aan het college van burgemeester en schepenen.
Het huidige retributiereglement betreffende de tarieven van het gebruik van de refter door verenigingen in de gemeentelijke lagere school vervalt op 30 juni 2022 en moet vernieuwd worden.
De financiële toestand van het lokaal bestuur.
De tarieven moeten een billijke vergoeding voor de kostprijs zijn.
De retributie laat toe een deel van de exploitatiekosten te verhalen op de gebruikers.
Om de druk op de infrastructuur en het personeel van de gemeentelijke lagere school niet onnodig te verzwaren, kunnen enkel erkende Wijnegemse verenigingen gebruik maken van de refter. Het is billijk om het gebruik van de refter te beperken tot erkende Wijnegemse verenigingen omdat een erkenning rechten en plichten met zich mee brengt met betrekking tot de sportieve en culturele uitstraling van de gemeente.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, na wijzigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 21 juni 2021 betreffende het retributiereglement - tarieven gebruik refter door verenigingen in de gemeenteschool.
Met ingang van 1 juli 2022 tot 30 juni 2025 wordt ten behoeve van het lokaal bestuur Wijnegem een retributie geheven op het gebruik van de refter in de gemeentelijke lagere school door erkende Wijnegemse verenigingen.
Het basistarief bedraagt 33,55 euro per dag.
Dit basistarief dekt alle kosten die aan een vereniging voor het gebruik van de refter kunnen worden aangerekend.
Voor seniorenverenigingen, verenigingen voor personen met een beperking en voor jeugdactiviteiten geldt een korting op het basistarief van 50%.
De gemeenteraad beslist om de vaststelling van tariefwijzigingen en de bepaling van de wijze van inning te delegeren aan het college van burgemeester en schepenen.
Het retributiereglement betreffende de tarieven van het gemeentelijk sportaanbod vervalt op 30 juni 2022. Het reglement moet aldus vernieuwd worden.
De financiële toestand van het lokaal bestuur.
Het is billijk een deel van volgende kosten op de gebruikers te verhalen:
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, na wijzigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 21 juni 2021 betreffende het retributiereglement - tarieven gemeentelijk sportaanbod.
Met ingang van 1 juli 2022 tot 30 juni 2023 worden de tarieven voor het gemeentelijk sportaanbod als volgt vastgesteld:
Sportsnack | € 2 |
Sportdag 55+ | € 10 |
Loop je fit | € 20 |
Aerobic 10-beurtenkaart (1 les) | € 30 (€ 4) |
Fit-o-meter | gratis |
Nordic walking | gratis |
Seniorensport (sportuur, badminton+) | € 20 (20-beurtenkaart) |
De gemeenteraad beslist om de vaststelling van tariefwijzigingen en de bepaling van de wijze van inning te delegeren aan het college van burgemeester en schepenen.
Jaarlijks worden in het najaar subsidies voor het voorbije werkjaar toegekend aan de cultuur- (inclusief seniorenverenigingen), sport- en jeugdverenigingen. De berekening van deze subsidies gebeurt volgens de desbetreffende subsidiereglementen, onder andere op basis van de activiteiten in het voorbije werkjaar. Omwille van corona zijn de meeste activiteiten van de verenigingen vanaf 13 maart 2020 geannuleerd.
Voor het werkjaar 2019-2020 werd hetzelfde subsidiebedrag uitgekeerd als voor het werkjaar 2018-2019 wat betreft de basis- en werkingssubsidies aan de jeugdverenigingen, de beleids- en impulssubsidie aan de sportverenigingen en de subsidie aan de cultuur- en seniorenverenigingen.
Daarnaast heeft de gemeenteraad op 21 september 2020 en op 17 mei 2021 beslist om vanuit het Vlaams noodfonds voor lokale cultuur-, jeugd- en sportverenigingen en organisaties naar aanleiding van de COVID-19 pandemie extra financiële middelen ter beschikking te stellen.
De middelen van het noodfonds zijn inmiddels opgebruikt. Daarom worden de subsidiebedragen opnieuw gebaseerd op de bedragen van het werkjaar 2018-2019.
Omwille van de coronacrisis lagen de activiteiten van de meeste verenigingen sinds 13 maart 2020 grotendeels stil. De gewone verdeelsleutel voor de subsidies (op basis van het afgelopen werkjaar) kan daarom moeilijk toegepast worden.
De huidige verdeling van de subsidies (op basis van het laatste volledige werkjaar voor corona) wordt door de verenigingen als billijk ervaren. Er wordt daarom gekozen om voor werkjaar 2021-2022 nog de verdeling van werkjaar 2019-2020 toe te passen.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, na wijzigingen.
Het decreet van 19 juni 2020 tot het nemen van dringende maatregelen met betrekking tot de noodfondsen voor cultuur, jeugd, sport, media en de lokale besturen en met betrekking tot de armoedebestrijding naar aanleiding van de COVID-19 pandemie.
Het gemeenteraadsbesluit van 24 juni 2002 betreffende het erkennings- en subsidiereglement cultuur.
Het gemeenteraadsbesluit van 27 juni 2011 betreffende het subsidiereglement sportverenigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 27 juni 2011 betreffende het impulssubsidieregelement: kwaliteitsbevordering van de jeugdsportbegeleider.
Het gemeenteraadsbesluit van 21 september 2020 betreffende de coronamiddelen van het Vlaams noodfonds voor lokale cultuur-, jeugd- en sportverenigingen en organisaties.
Het gemeenteraadsbesluit van 21 september 2020 betreffende de subsidies jeugd-, sport-, cultuur- en seniorenverenigingen - Werkjaar 2019-2020.
Het gemeenteraadsbesluit van 17 mei 2021 betreffende de coronamiddelen van het Vlaams noodfonds voor lokale cultuur-, jeugd- en sportverenigingen en organisaties.
Het gemeenteraadsbesluit van 17 mei 2021 betreffende het subsidiereglement jeugdverenigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 18 oktober 2021 betreffende de subsidies voor de jeugd-, sport-, cultuur-, en seniorenverenigingen - Werkjaar 2020-2021.
De gemeenteraad keurt de subsidiebedragen aan de cultuur- en seniorenverenigingen voor het werkjaar 2021-2022 goed voor een totaal bedrag van 12.791,89 euro.
De bedragen van de subsidies per vereniging zijn de volgende:
Het Vlaams regeerakkoord 2019-2024 wil de volgende jaren minstens 120.000 Vlamingen extra aan een job helpen. Vanuit de doelstelling om te streven naar een werkzaamheidsgraad van 80%, wil het Departement Werk & Sociale Economie en VDAB sterker samenwerken met de lokale besturen.
De steden en gemeenten zijn immers een belangrijke partner voor VDAB. Om deze samenwerking verder te versterken, is VDAB (onder andere op verschillende plaatsen binnen de provincie Antwerpen) bezig met het uitwerken van nieuwe samenwerkingsovereenkomsten met lokale besturen. Daarin worden gedeelde doelstellingen en acties afgesproken die een antwoord bieden op de uitdagingen op de arbeidsmarkt in onze regio. Samenwerken wordt overigens op verschillende domeinen veel belangrijker: in de samenwerkingsovereenkomst wordt gezamenlijk bepaald waar VDAB en de lokale besturen samen op willen inzetten.
Om de afspraken en samenwerking in de praktijk zo vlot mogelijk te laten verlopen, kan een uniformiteit in de afspraken met de gemeenten en OCMW's een belangrijke meerwaarde betekenen. Als bovenlokaal samenwerkingsverband wordt er daarvoor gekeken naar een regierolgebied voor sociale economie. Die regierol sociale economie wordt binnenkort verbreed tot een lokale regierol ‘sociale economie en werk’. De regisseurs sociale economie krijgen daarbij een coördinerende, netwerkende en beleidsvoorbereidende rol toebedeeld voor het domein werk en sociale economie en worden daarin ondersteund door de Vlaamse overheid.
KINA p.v. voert de regierol sociale economie uit voor de lokale besturen van Zandhoven, Zoersel, Wijnegem, Ranst, Schilde, Schelle, Kalmthout en Essen en heeft van daaruit de afgelopen periode het overleg tussen VDAB en de lokale besturen gefaciliteerd en mee voorbereid ter ondersteuning van het lokaal bestuur.
Er werden bijeenkomsten op strategisch niveau georganiseerd waarbij de verschillende lokale besturen aangaven welke prioriteiten zij strategisch wilden stellen. Op basis hiervan werden er gemeenschappelijke strategische doelstellingen vastgelegd. Deze strategische doelstelling werden nadien operationeel gemaakt door de verschillende lokale besturen, aan de hand van een werkgroep.
Van daaruit werd een voorstel tot eenvormige samenwerkingsovereenkomst tussen VDAB en onze lokale besturen opgemaakt.
Er werden hierin 3 strategische doelstellingen verder uitgewerkt:
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
Het ministerieel besluit tot de toekenning van een subsidie aan centrumsteden, welzijnsverenigingen en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden voor de uitvoering van hun regierol op het vlak van sociale economie van 27 maart 2020.
De beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 14 november 2019 om te participeren in het project 'Regierol Sociale Economie 2020-2025' van KINA p.v.
De gemeenteraad keurt de samenwerkingsovereenkomst met VDAB ter bevordering van de werkzaamheidsgraad goed voor de periode 2020-2025.
De jaarrekening wordt vastgesteld voor 30 juni van het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarop de rekening betrekking heeft.
Onmiddellijk na de definitieve vaststelling van de jaarrekening bezorgt de gemeente de gegevens over het vastgestelde beleidsrapport in digitale vorm aan de Vlaamse regering.
Het vastgestelde beleidsrapport is pas uitvoerbaar als de digitale rapportering erover aan de Vlaamse regering is bezorgd.
Het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, meer bepaald de artikelen 249, 260, 261 en 274.
Het ministerieel besluit van 26 juni 2018 over de beleids- en beheercyclus (BBC).
Het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de BBC.
Vaststelling kredieten gemeente:
Jaarrekening | Eindkredieten | Initiële kredieten | ||||
Uitgaven | Ontvangsten | Uitgaven | Ontvangsten | Uitgaven | Ontvangsten | |
Kredieten Gemeente Wijnegem | ||||||
Exploitatie | 16.495.244 | 18.491.337 | 16.751.262 | 18.312.952 | 16.171.619 | 18.041.499 |
Investeringen | 3.943.623 | 1.965.347 | 5.054.477 | 2.396.296 | 6.693.709 | 6.060.978 |
Financiering | 3.854.698 | 151.042 | 3.864.832 | 196.527 | 3.582.693 | 128.527 |
Leningen en leasings | 1.872.698 | 71.742 | 1.882.832 | 117.227 | 1.882.693 | 117.227 |
Toegestane leningen en betalingsuitstel | 1.982.000 | 79.300 | 1.982.000 | 79.300 | 1.700.000 | 11.300 |
Overige financieringstransacties | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Budgettair resultaat geïntegreerde jaarrekening 2021:
Budgettair resultaat | Jaarrekening | Meerjarenplan | |
I. Exploitatiesaldo | (a-b) | 1.334.436 | 589.294 |
a. Ontvangsten | 21.930.718 | 21.593.271 | |
b. Uitgaven | 20.596.282 | 21.003.977 | |
II. Investeringssaldo | (a-b) | -1.769.503 | -2.449.407 |
a. Ontvangsten | 2.174.120 | 2.605.069 | |
b. Uitgaven | 3.943.623 | 5.054.477 | |
III. Saldo exploitatie en investeringen | (I+II) | -435.067 | -1.860.114 |
IV. Financieringssaldo | (a-b) | -3.526.250 | -3.490.899 |
a. Ontvangsten | 328.448 | 373.933 | |
b. Uitgaven | 3.854.698 | 3.864.832 | |
V. Budgettair resultaat van het boekjaar | (III+IV) | -3.961.317 | -5.351.013 |
VI. Gecumuleerd budgettair resultaat vorig boekjaar | 8.449.151 | 8.449.151 | |
VII. Gecumuleerd budgettair resultaat | (V+VI) | 4.487.834 | 3.098.138 |
VIII. Onbeschikbare gelden | 1.943.128 | 1.943.128 | |
IX. Beschikbaar budgettair resultaat | (VII-VIII) | 2.544.706 | 1.155.011 |
Autofinancieringsmarge | Jaarrekening | Meerjarenplan | |
I. Exploitatiesaldo | 1.334.436 | 589.294 | |
II. Netto periodieke aflossingen | (a-b) | 1.615.991 | 1.626.126 |
a. Periodieke aflossingen conform de verbintenissen | 1.872.698 | 1.882.832 | |
b. Periodieke terugvordering leningen | 256.706 | 256.706 | |
III. Autofinancieringsmarge | (I-II) | -281.555 | -1.036.832 |
Gecorrigeerde autofinancieringsmarge | Jaarrekening | Meerjarenplan | |
I. Autofinancieringsmarge | -281.555 | -1.036.832 | |
II. Correctie op de periodieke aflossingen | (a-b) | 352.770 | 362.905 |
a. Periodieke aflossingen conform de verbintenissen | 1.872.698 | 1.882.832 | |
b. Aangewezen aflossingen o.b.v. de financiële schulden | 1.519.927 | 1.519.927 | |
III. Gecorrigeerde autofinancieringsmarge | (I+II) | 71.215 | -673.928 |
Balans:
2021 | 2020 | |
ACTIVA | 49.681.044 | 54.165.681 |
I. Vlottende activa | 5.073.434 | 9.315.043 |
A. Liquide middelen en geldbeleggingen | 2.290.241 | 7.340.475 |
B. Vorderingen op korte termijn | 2.513.153 | 1.735.862 |
1. Vorderingen uit ruiltransacties | 789.133 | 554.336 |
2. Vorderingen uit niet-ruiltransacties | 1.724.020 | 1.181.526 |
C. Voorraden en bestellingen in uitvoering | 0 | 0 |
D. Overlopende rekeningen van het actief | 0 | 0 |
E. Vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen | 270.039 | 238.706 |
II. Vaste activa | 44.607.610 | 44.850.638 |
A. Vorderingen op lange termijn | 10.521.641 | 8.827.680 |
1. Vorderingen uit ruiltransacties | 10.521.641 | 8.827.680 |
2. Vorderingen uit niet-ruiltransacties | 0 | 0 |
B. Financiële vaste activa | 8.394.450 | 8.428.946 |
1. Extern verzelfstandigde agentschappen | 0 | 0 |
2. Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en soortgelijke entiteiten | 8.350.395 | 8.384.890 |
3. OCMW-verenigingen | 0 | 0 |
4. Andere financiële vaste activa | 44.056 | 44.056 |
C. Materiële vaste activa | 25.627.437 | 27.524.488 |
1. Gemeenschapsgoederen | 24.355.725 | 26.180.221 |
a. Terreinen en gebouwen | 14.612.591 | 15.152.983 |
b. Wegen en andere infrastructuur | 7.111.633 | 7.113.360 |
c. Installaties, machines en uitrusting | 1.301.197 | 504.410 |
d. Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel | 554.841 | 551.015 |
e. Leasing en soortgelijke rechten | 693.761 | 682.823 |
f. Erfgoed | 81.702 | 2.175.629 |
2. Bedrijfsmatige materiële vaste activa | 0 | 0 |
a. Terreinen en gebouwen | 0 | 0 |
b. Installaties, machines en uitrusting | 0 | 0 |
c. Meubilair, kantooruitrusting en rollend materieel | 0 | 0 |
d. Leasing en soortgelijke rechten | 0 | 0 |
3. Andere materiële vaste activa | 1.271.712 | 1.344.267 |
a. Terreinen en gebouwen | 1.271.712 | 1.344.267 |
b. Roerende goederen | 0 | 0 |
D. Immateriële vaste activa | 64.082 | 69.524 |
2021 | 2020 | |
PASSIVA | 49.681.044 | 54.164.681 |
I. Schulden | 24.353.474 | 26.846.212 |
A. Schulden op korte termijn | 5.032.451 | 5.681.530 |
1. Schulden uit ruiltransacties | 2.955.053 | 3.480.574 |
a. Voorzieningen voor risico's en kosten | 916.589 | 908.173 |
b. Financiële schulden | 0 | 0 |
c. Niet-financiële schulden uit ruiltransacties | 2.038.465 | 2.572.401 |
2. Schulden uit niet-ruiltransacties | 220.223 | 396.913 |
3. Overlopende rekeningen van het passief | 0 | 0 |
4. Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen | 1.857.174 | 1.804.043 |
B. Schulden op lange termijn | 19.321.023 | 21.164.682 |
1. Schulden uit ruiltransacties | 19.321.023 | 21.164.682 |
a. Voorzieningen voor risico's en kosten | 4.043.909 | 3.969.632 |
1. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen | 4.024.552 | 3.949.476 |
2. Andere risico's en kosten | 19.356 | 20.156 |
b. Financiële schulden | 15.277.115 | 17.195.050 |
c. Niet-financiële schulden uit ruiltransacties | 0 | 0 |
2. Schulden uit niet-ruiltransacties | 0 | 0 |
II. Nettoactief | 25.327.569 | 27.318.469 |
A. Kapitaalsubsidies en schenkingen | 18.663.098 | 19.302.590 |
B. Gecumuleerd overschot of tekort | -12.178.534 | -10.827.126 |
C. Herwaarderingsreservers | 2.153.964 | 2.153.964 |
D. Overig nettoactief | 16.689.041 | 16.689.041 |
Staat van kosten en opbrengsten:
2021 | 2020 | |
I. Kosten | 24.318.449 | 20.450.997 |
A. Operationele kosten | 23.964.376 | 20.059.778 |
1. Goederen en diensten | 4.443.692 | 3.830.586 |
2. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen | 11.446.119 | 10.821.111 |
3. Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen | 1.726.844 | 1.248.447 |
4. Individuele hulpverlening door het O.C.M.W. | 1.087.850 | 1.007.825 |
5. Toegestane werkingssubsidies | 2.840.540 | 2.915.220 |
6. Toegestane Investeringssubsidies | 396.406 | 135.403 |
7. Minderwaarden bij de realisatie van vaste activa | 1.998.917 | 38.721 |
8. Andere operationele kosten | 24.007 | 62.465 |
B. Financiële kosten | 354.073 | 391.219 |
II. Opbrengsten | 22.967.041 | 22.629.803 |
A. Operationele opbrengsten | 21.610.720 | 21.208.194 |
1. Opbrengsten uit de werking | 2.143.535 | 1.976.242 |
2. Fiscale opbrengsten en boetes | 9.642.097 | 10.193.118 |
3. Werkingssubsidies | 9.263.252 | 8.350.327 |
a. Algemene werkingssubsidies | 3.166.262 | 3.158.645 |
b. Specifieke werkingssubsidies | 6.096.990 | 5.191.682 |
4. Recuperatie individuele hulpverlening | 168.594 | 237.666 |
5. Meerwaarden bij de realisatie van vaste activa | 248.480 | 11.300 |
6. Andere operationele opbrengsten | 144.763 | 439.542 |
B. Financiële opbrengsten | 1.356.321 | 1.421.609 |
III. Overschot of tekort van het boekjaar | -1.351.408 | 2.178.806 |
A. Operationele overschot of tekort | -2.353.656 | 1.148.416 |
B. Financieel overschot of tekort | 1.002.248 | 1.030.390 |
IV. Verwerking van het overschot of tekort van het boekjaar | -1.351.408 | 2.178.806 |
A. Rechthebbenden uit het overschot van het boekjaar | 0 | 0 |
B. Tussenkomst door derden in het tekort van het boekjaar | 0 | 0 |
C. Over te dragen overschot of tekort van het boekjaar | -1.351.408 | 2.178.806 |
De gemeenteraad keurt het deel van jaarrekening 2021 zoals vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn goed. Door die goedkeuring wordt jaarrekening 2021in zijn geheel geacht definitief vastgesteld te zijn.
Het gemeente- en OCMW-decreet en later het decreet lokaal bestuur verplicht de lokale besturen om een intern controlesysteem op te bouwen en daarover jaarlijks te rapporteren uiterlijk 30 juni van het daaropvolgende jaar.
Het rapport organisatieontwikkeling geeft weer welke stappen er op dit vlak werden gezet in 2021.
Het rapport bevat naast de effectieve rapportering over de beheersmaatregelen en aandachtspunten ook de situering en aanpak van organisatieontwikkeling binnen het lokaal bestuur van Wijnegem. Tot slot wordt er vooruitgekeken naar 2022.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikel 217, 218, 219 en 220.
Artikel 219 stelt dat de algemeen directeur jaarlijks rapporteert aan het college van burgemeester, het vast bureau, de gemeenteraad en aan de raad voor maatschappelijk welzijn over de organisatiebeheersing. Die rapportering gebeurt jaarlijks uiterlijk voor 30 juni van het daaropvolgende jaar.
De gemeenteraadsbeslissing van 16 januari 2017 omtrent het opbouwen van een intern controlesysteem inclusief het voorzien van een jaarlijks rapporteringsmoment.
De gemeente- en OCMW-raadsbeslissing van 22 juni 2020, goedkeuring kader voor organisatiebeheersing Wijnegem 2020-2025.
De gemeenteraad neemt kennis van het rapport organisatieontwikkeling Wijnegem van 2021.
Het koninklijk besluit van 22 mei 2019, en meer bepaald artikel 3 § 1, bepaalt dat de bevoegde overheden verantwoordelijk zijn voor de noodplanning op hun respectievelijk grondgebied. § 2 van datzelfde artikel specifieert dat de noodplanning zoals bedoeld in § 1 van dit artikel onder andere de volgende taken omvat:
1. De risico’s op het betrokken grondgebied identificeren en analyseren.
2. Op basis hiervan, de nodige maatregelen op het vlak van de noodplanning uitvoeren en actualiseren, waaronder: • een algemeen nood- en interventieplan uitwerken;
• [...].
Naar aanleiding van de actualisatie van het koninklijk besluit werd er ook een nieuw sjabloon voor het algemeen nood- en interventieplan (ANIP) ontwikkeld. Op 17 mei 2021 verstuurde de federale diensten van de gouverneur van Antwerpen, dienst Noodplanning, de nieuwe sjablonen aan alle Antwerpse gemeenten. Er werd gevraagd om het gemeentelijk ANIP tegen midden 2022 te actualiseren en op te maken in de nieuwe sjablonen.
Op de gemeentelijke veiligheidscel (GEMVC) van 8 februari 2022 en 10 mei 2022 is het vernieuwde ANIP aan bod gekomen, waarna alle leden van de GEMVC ook de mogelijkheid kregen om hun aanvullingen en opmerkingen over het ANIP te bezorgen. De definitieve bespreking van het ANIP met de Coördinator Noodplanning (stad Antwerpen en gemeenten Wijnegem en Zwijndrecht) vond plaats in mei 2022.
Een algemeen nood- en interventieplan (ANIP) bevat de algemene richtlijnen en de informatie die nodig zijn om het beheer van om het even welke noodsituatie te garanderen en legt de organisatie van de beleidscoördinatie en de hoofdbeginselen van de multidisciplinaire interventie vast. Het doel is dat het gemeentelijk ANIP kan ingezet worden voor een brede waaier aan noodsituaties. Voor sommige risico’s is het echter nodig specifieke ongevallenscenario’s op te stellen onder vorm van een (multidisciplinair) bijzonder nood- en interventieplan (BNIP), bijvoorbeeld voor terugkerende massamanifestaties.
Artikel 5 § 1 (Koninklijk besluit van 22 mei 2019) somt de minimale inhoud van het algemeen nood- en interventieplan op.
De ANIP bevatten minimaal:
1° de algemene inlichtingen betreffende de betrokken provincie of gemeente, namelijk: a) de contactgegevens van de operationele en beleidsdiensten, de betrokken overheden, de gespecialiseerde diensten, de informatiecentra en alle andere personen waarop de bevoegde overheid denkt beroep te moeten kunnen doen in het kader van het beheer van een noodsituatie omwille van zijn of haar kennis of expertise als deskundige; b) de identificatie van de risico’s;
2° de methodologie en de frequentie van de actualisering van de NIP;
3° de organisatie van de operationele en beleidscoördinatie, namelijk:
a) de modaliteiten van de afkondiging en de opheffing van de fases;
b) de alarmeringsprocedures van de bevoegde actoren;
c) de aan te wenden communicatiemiddelen en de informatiestroomtussen de verschillen de actoren, alsook de manier waarop een voortdurende telecommunicatie wordt gegarandeerd;
d) de organisatie van de informatie aan de bevolking en de getroffen personen door, indien nodig, te verwijzen naar de betrokken monodisciplinaire plannen;
e) de modaliteiten en middelen met betrekking tot de maatregelen ter bescherming van de bevolking en goederen, onder meer het vervoer en de onthaal- en huisvestingscentra;
f) de documenten die nuttig zijn voor het beheer van noodsituaties;
g) de procedures voor de terugkeer naar de normale situatie en/of het herstel.
De nood- en interventieplannen worden bijgehouden op de beperkt toegankelijke veiligheidswebsite ICMS (onder beheer van het nationaal crisiscentrum of NCCN). Om alle nood- en interventieplannen van alle gemeenten en provincies van België gemakkelijker te raadplegen en te vergelijken, werd er door het NCCN ook een canvas ontwikkeld voor de structuur van alle ANIP's. Alvorens dit canvas (met bijhorende fiches) te bezorgen aan alle gemeenten van de provincie Antwerpen, heeft de dienst noodplanning van de federale diensten van de gouverneur van de provincie Antwerpen een aantal fiches van dit canvas reeds opgemaakt, zodat de tekst identiek is voor alle gemeenten in de provincie Antwerpen.
Als onderdeel van het algemeen nood- en interventieplan moet elke gemeente ook een inventarisatie en analyse maken van de risico's op het eigen grondgebied. Zo moet er bepaald worden op welke plaatsen (= risico-objecten, bijvoorbeeld onderwijsinstellingen, winkelcentra,...) bepaalde risico-houdende gebeurtenissen of ongevalscenario's (= risicotypes, bijvoorbeeld ziektegolf, extreme weersomstandigheid, terrorisme of brand in gebouw) kunnen voorvallen. Deze werden geactualiseerd en opgenomen in het ANIP, uiteraard zijn deze veranderlijk en zullen ze bij elke actualisatie van het ANIP opnieuw bekeken moeten worden.
De wet van 28 maart 2003 tot wijziging van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, meer bepaald artikel 2 waarin staat dat in elke gemeente de burgemeester een algemeen rampenplan voor hulpverlening opstelt dat de te treffen maatregelen en de organisatie van hulpverlening bevat in geval van rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen of schadegevallen.
Artikel 135 § 2 van de Nieuwe Gemeentewet bepaalt dat de gemeenten ook tot taak hebben het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen. Meer bepaald worden volgende zaken aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd: 5° het nemen van passende maatregelen om rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën te voorkomen en het verstrekken van de nodige hulp om ze te doen ophouden.
De gemeenteraad beslist om het geactualiseerde Algemeen Nood- en Interventieplan (ANIP) van Wijnegem goed te keuren.
Het ANIP wordt na aanneming door de gemeenteraad ter goedkeuring voorgelegd aan de gouverneur.
Op 2 mei 2019 ging het schepencollege principieel akkoord met deelname aan de intergemeentelijke samenwerking onder leiding van Brasschaat om gezamenlijk een archivaris aan te werven op niveau A1-A3. Bij gemeenteraadsbesluit van 16 september 2019 werden de statuten en het huishoudelijk reglement van de interlokale vereniging “Informatiemanagement” goedgekeurd met opstart op 1 oktober 2019 en met schepen Maarten Janssens als vertegenwoordiger van het beheerscomité. Eind februari 2020 is de intergemeentelijke archivaris opgestart. Hij werkt 1/6 VTE voor lokaal bestuur Wijnegem. De andere deelnemende gemeentes zijn Brasschaat, Essen, Kalmthout, Schoten en Stabroek.
De invulling op A-niveau biedt een meerwaarde voor de beleidsmatige uitwerking van zowel analoge als digitale archivering binnen de organisatie.
Er werd gekozen voor een interlokale vereniging zoals beschreven in artikel 392 van het decreet lokaal bestuur, welke stelt dat twee of meer gemeenten een samenwerkingsverband kunnen vormen zonder rechtspersoonlijkheid om, zonder beheersoverdracht, een welbepaald project van gemeentelijk belang te realiseren. De interlokale vereniging heeft de naam "Informatiemanagement" gekregen.
Elk jaar wordt er een jaarverslag opgemaakt waarin de stappen die in het afgelopen jaar werden ondernomen worden besproken. In de eerste helft van dit verslag worden de overkoepelende doelstellingen van de ILV besproken, in de tweede helft wordt er een gedetailleerder overzicht gegeven van de voortgang op het niveau van de besturen zelf. In Wijnegem lag de focus van de archiefwerking in het afgelopen jaar voornamelijk op het verder in kaart brengen en opruimen van de archiefruimten op het gemeentehuis.
Hoewel deze vorm van samenwerking officieel de minst verregaande en minst juridisch zware vorm is, zijn er decretaal toch enkele regels na te leven. Aan deze verplichtingen kan voldaan worden via een jaarverslag, dat ook een financieel luik bevat.
Het jaarverslag moet op de respectievelijke gemeenteraden geagendeerd worden ter goedkeuring.
De archiefwet van 6 mei 2009.
Het archiefdecreet van 9 juli 2010.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikel 392, 393, 394 en 395.
Het gemeenteraadsbesluit van 16 september 2019 betreffende de toetreding tot de interlokale vereniging "Informatiemanagement".
De beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 2 mei 2019 waarbij de aanwerving van een intergemeentelijke archivaris principieel werd goedgekeurd.
De gemeenteraad beslist om het jaarverslag 2021 van de interlokale vereniging “Informatiemanagement” met betrekking tot het intergemeentelijk archiefbeheer goed te keuren.
De begrotingsrekening 2021 van de Brandweer Zone Antwerpen werd door de zoneraad op 23 mei 2022 vastgesteld.
Deze beslissing werd afgekondigd van 24 mei 2022 tot tenminste 2 juni 2022 en een exemplaar kon op vraag ingekeken worden op het gemeentehuis. Geen opmerkingen zijn hierover gegeven.
De gemeenteraad moet goedkeuring verlenen over de begrotingsrekening.
De wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, artikel 88.
Het koninklijk besluit van 19 april 2014 betreffende het algemeen reglement op de boekhouding van de hulpverleningszones, artikel 72.
Het gemeenteraadsbesluit van 15 december 2014 betreffende de bepaling van de financiële verdeelsleutel gemeentelijke dotaties 2015 en volgende jaren.
Het besluit van de zoneraad van 5 januari 2015 betreffende de bepaling van de financiële verdeelsleutel gemeentelijke dotaties 2015 en volgende jaren.
Het besluit van de zoneraad van 23 mei 2022 dat de begrotingsrekening 2021 vaststelt.
De gemeenteraad beslist de begrotingsrekening 2021 van Brandweer Zone Antwerpen goed te keuren.
Het algemene begrotingsresultaat 2021 voor de gewone dienst is 34.497.881,07 euro, voor de buitengewone dienst is dit 1.014.033,25 euro.
De begrotingswijzing 2022/1 van Brandweer Zone Antwerpen, de vroegere Hulpverleningszone Antwerpen, werd door de zoneraad op 23 mei 2022 goedgekeurd.
Deze beslissing werd afgekondigd van 24 mei 2022 tot en met 2 juni 2022 en een exemplaar kon op vraag ingekeken worden op het gemeentehuis. Geen opmerkingen zijn hierover gegeven. Voor Wijnegem komt de bijdrage in 2022 neer op 1,01%.
De gemeenteraad moet goedkeuring verlenen aan de begrotingswijziging van Brandweer Zone Antwerpen.
De wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, artikel 68 §2.
Het koninklijk besluit van 19 april 2014 betreffende het algemeen reglement op de boekhouding van de hulpverleningszones.
Het gemeenteraadsbesluit van 15 december 2014 betreffende de bepaling financiële verdeelsleutel gemeentelijke dotaties 2015 en volgende jaren.
Het besluit van de zoneraad van 5 januari 2015 betreffende de bepaling van de financiële verdeelsleutel gemeentelijke dotaties 2015 en volgende jaren.
Het besluit van de zoneraad van 23 mei 2022: Begrotingswijziging 2022 1 - Goedkeuring van de gewone en buitengewone begrotingswijziging 1 – Vaststelling.
De gemeenteraad beslist de begrotingswijziging 2022/1 van Brandweer Zone Antwerpen goed te keuren.
Voor lokaal bestuur Wijnegem komt dit op het volgende neer:
Gewone dienst:
Voor | Na | Verhoging |
706.143,98 euro | 720.881,94 euro | 14.737,96 euro |
Buitengewone dienst:
Voor | Na | Verhoging |
17.618,95 euro | 22.437,06 euro | 4.818,11 euro |
Het lokaal bestuur wordt met het schrijven van Gemeentelijke Holding NV in vereffening van 25 mei 2022 uitgenodigd voor de algemene vergadering van aandeelhouders van de Gemeentelijke Holding NV - in vereffening, die zal plaatsvinden op woensdag 29 juni 2022 om 14.00 uur in het Bluepoint Brussels Business Centre, A. Reyerslaan 80, 1030 Brussel.
Dit is de agenda:
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, na wijzigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 24 juni 2019 waarbij Nadine Wouters wordt aangeduid als afgevaardigde voor de Gemeentelijke Holding NV - in vereffening.
De gemeenteraad keurt de agenda van de algemene vergadering van Gemeentelijke Holding NV op 29 juni 2022 goed.
Dit is de agenda:
Mevrouw Nadine Wouters wordt aangeduid als afgevaardigde om lokaal bestuur Wijnegem te vertegenwoordigen in de algemene vergadering van Gemeentelijke Holding NV op 29 juni 2022.
Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van dit besluit en zal onverwijld een afschrift van deze beslissing bezorgen aan Gemeentelijke Holding NV.
Het lokaal bestuur is deelnemer van de dienstverlenende vereniging Cipal. Deze organiseert op donderdag 23 juni 2022 om 16.00 uur haar algemene vergadering in het Technologiehuis te Cipalstraat 3,2440 Geel.
Dit is de agenda:
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, na wijzigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 20 september 2021 waarbij de heer Juul Liekens, met de heer Maarten Janssens als plaatsvervanger, wordt aangeduid als afgevaardigde voor de gemeente voor de algemene vergadering van Cipal dv.
De gemeenteraad keurt de agenda van de algemene vergadering van Cipal dv op 23 juni 2022 goed.
Dit is de agenda:
De heer Juul Liekens, met de heer Maarten Janssens als plaatsvervanger, wordt aangeduid als afgevaardigde van de gemeente in de algemene vergadering van Cipal dv.
Het verslag van de vorige zitting ligt ter inzage.
Er zijn geen opmerkingen.
Het decreet lokaal bestuur 22 december 2017, na wijzigingen, artikel 32.
De gemeenteraad keurt het verslag van de zitting van 23 mei 2022 goed.
De raadsleden krijgen de mogelijkheid om vragen te stellen.
Niet van toepassing.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, na wijzigingen, artikel 31.
Het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad.